Hier een interview uit 2010 met Frits Bolkestein waarin Lubbers er flink van langs krijgt. De spelers in Den Haag hebben ondertussen gewisseld, maar de taal van de politiek, het Binnenhofbargoens, tiert helaas nog welig.
Frits Bolkestein over Binnenhofbargoens, de vaagtaal van politici
In dit interviews geeft politicus Frits Bolkestein zijn visie op de taal van politici: ‘Nederlanders willen het altijd en iedereen naar de zin maken. Als je wollig formuleert, voorkom je problemen. Juist daarom is de slagkracht van de Nederlandse politiek ook zo beperkt. Daarom kan er in Nederland bijna een halve eeuw gebakkeleid worden over een paar kilometer snelweg. U weet wel, de verlenging van de A4.’
Tijdens een debat over de rijksbegroting in 1993, onder Lubbers III, noemde u de taal van de politiek ‘Binnenhofbargoens’. Hoe kwam u op die term?
Vanwege de klank, het allitereert zo prachtig. Daarbij was het natuurlijk ook een mooie samenvatting van de situatie toenmaals. Vooral premier Lubbers gebruikte zeer vage taal. Niet voor niks heeft Lubbers het woordenboek gehaald met de term Lubberiaans: vaag, omslachtig en wollig taalgebruik. Lubbers hield zijn standpunten altijd zorgvuldig verborgen achter een muur van taal en veranderde steeds van opvatting. Dat was vooral goed te zien bij de discussie over kruisrakketten. Daar zwabberde hij alle kanten uit, maar hij verborg dat uiterst effectief met verhullende taal.
Waarom koos u voor de term Binnenhofbargoens? Dat suggereert dat het Binnenhof vol boeven zit…
Ik wil niet beweren dat politici een stelletje maffiosi zijn, dat nu ook weer niet. Maar wie taal misbruikt, kan anderen flink beduvelen. Om weer terug te komen op Lubbers: die had geen enkel gevoel voor staatsrecht, noch voor buitenlandse verhoudingen. Toch was hij van 1982 tot 1994 aan de macht. Bijna iedereen liet zich door hem in de luren leggen. Slechts een enkeling ging in tegen zijn nietszeggende gezwam.
Gezwam? Was het echt zo erg?
Ja, Lubbers sprak ronduit onbegrijpelijk. Overigens sprak hij niet alleen vaag, maar ook nog eens incorrect. Hij had ronduit een blinde vlek voor taal. Lubbers dacht bijvoorbeeld dat ‘vermits’ een dure vorm van ‘mits’ was.
Had Lubbers het alleenrecht op vage taal?
Nee, zeker niet. Binnenhofbargoens hoort bij Nederland, vroeger en nu. Het hoort bij het polderen. Als je in de Nederlandse politiek stante pede komt met een heldere analyse en een oplossing, zou je gek genoeg die oplossing wel eens sterk kunnen vertragen. Politici denken dan dat er te weinig geworsteld en gediscussieerd is. De oplossing is te eenvoudig, en dus verdacht.
Dat klinkt als een wat calvinistische houding?
Nee, nee. Het heeft meer te maken met onze accommodatiecultuur. We moeten het altijd en iedereen naar de zin maken. Onze nationale drang tot consensus uit zich in ons taalgebruik. Als je wollig formuleert, dan voorkom je problemen. Daarom is ons beleid altijd zo ‘kool en geit sparend’. Neem ‘flankerend beleid’, daar houden we van. Kijk, er is beleid, maar dat beleid komt al snel te hard over. Wat doen we dan? Dan komt er flankerend beleid om dat eerdere beleid te verzachten en deels weer teniet te doen, met als gevolg dat iedereen het beleid accepteert.
Het rookverbod in de horeca van Ab Klink?
Ja, precies. Het gebakkelei over het horeca-rookverbod laat goed zien dat het in Nederland verdacht is om een duidelijk standpunt in te nemen. We kiezen liever voor omslachtige en afzwakkende taal. Dat is ook goed te zien aan de discussie over de Nederlandse deelname aan de oorlog in Afghanistan. De kamer heeft besloten dat wij daar eind 2010 weg zijn, maar op dit ‘harde’ besluit wordt naarstig teruggekrabbeld. ‘Ja, maar dat vinden onze bondgenoten niet fijn. Amerika wil graag dat we blijven’. Er is nu zelfs al openlijk sprake van ‘vertraagde terugtrekking’, waarbij we plotseling een jaartje langer blijven. Zo gaat dat nu altijd in Nederland met die boterzachte ‘harde’ besluiten.

Hoe zou het dan moeten zijn?
In Nederland wordt een duidelijke politieke keuze door allerlei compromissen teniet gedaan. Een besluit van de regering is in Nederland eerder een opening tot onderhandelen. En dat terwijl het toch zo simpel zou moeten zijn: de regering neemt een besluit en de Tweede Kamer controleert de regering.
Waarom is dat terugkomen op eerdere beslissingen erg? Is dat niet gewoon ‘voortschrijdend inzicht?’
Al dat gedraai schept verwarring, maar bovenal leidt het tot onduidelijke besluitvorming. Nog afgezien van het gezichtsverlies in het buitenland. Het is volgens mij zelfs een aanwijzing dat Nederland decadent geworden is. Vergelijk het maar met het Romeinse Rijk. Dat heeft lang een capabel bestuur gehad, maar tegen het einde lukte het niet meer om de barbaren af te slaan die aan de randen van het rijk knabbelden. Iets dergelijks zie je nu ook in Europa. Een aanwijzing dat niet alleen Nederland, maar ook de Europese Unie decadent aan het worden is.
Barbaren aan de poorten van Europa?
Barbaren, piraten voor de kust van Somalië. Het lukt ons en de rest van de Europese Unie maar niet om dat probleem op te lossen, terwijl dat volgens mij heel simpel is: laat op elk schip drie mariniers meevaren, bewapend met zware machinegeweren. Tja, dat mag natuurlijk niet, want dat werkt ‘spanningsverhogend’. Hoewel we dus wel de militaire middelen hebben, ontbreekt het ons aan politieke daadkracht om een dergelijk probleem aan te pakken. Dat noem ik decadentie.
Binnenhofbargoens en ander vaag taalgebruik is dus niet alleen lelijk, maar ook een symptoom van diepere problemen?
Taalverarming duidt zeker op een onderliggend probleem, namelijk dat van slecht onderwijs en het daardoor slecht kunnen denken en spreken. Studenten, politici, maar ook journalisten. Niemand heeft nog enig besef van grammatica. Het woord ‘misschien’ is uit de taal verdwenen en vervangen door ‘mogelijk’ en hoe vaak hoor je niet die vreselijke uitdrukking ‘ondanks het feit dat’ terwijl we toch het zo mooie ‘ofschoon’ en ‘hoewel’ hebben. De oplossing van het taalprobleem ligt dan ook bij beter onderwijs. Daar ben ik van overtuigd.
Is het onderwijs dan zo slecht?
Het onderwijs in Nederland is ten onder gegaan aan het egaliteitssyndroom. De PvdA heeft het onderwijs verkwanseld met de Mammoetwet en de middenschool die na vele compromisveranderingen is ingevoerd als de basisvorming, die overigens ook allang weer opgedoekt is. Iedereen moest geforceerd gelijkwaardig zijn en hetzelfde kennisniveau halen. Aan dit soort gelijkwaardigheidswaan is het onderwijs kapot gegaan. Iedereen weet waar dit toe heeft geleid: waardeloze examens en een dalend kennisniveau.
Gelijkwaardigheid is toch een mooi streven?
Nee, want we zijn niet gelijk. In Nederland trek je lootjes voor een universitaire opleiding. Dat is in het buitenland niet uit te leggen. Sinds de studentenbeweging van 1968 is selectie aan de poort taboe. Ik vind dat we terug moeten naar gymnasia en een streng toelatingsbeleid. Er heerst in Nederland een gebrek aan autoriteit, en dat zorgt voor problemen.
Dat klinkt nu niet bepaald als een oproep om de veelbesproken kloof tussen politiek en burger te dichten?
Pas op, die kloof is juist veel te klein! Ik pleit voor een nieuwe elite. Een elite van goedopgeleide mensen die helder kunnen denken, die weten wat ze willen en die derhalve ook duidelijke taal gebruiken. Nu zit de burger bij de politiek op schoot en als de politicus niet uitkijkt, steekt de burger hem een oog uit. Natuurlijk is het goed om ‘naar de burger te luisteren’, maar er moet wel afstand zijn. Anders kan de politiek niet regeren, dan reageert de politiek alleen nog maar op ‘geluiden uit de samenleving’. Dan kan er geen sprake zijn van consequent en steekhoudend beleid, hetgeen politici met hun taal maskeren.
Wat is de belangrijkste vervagende taaltruc van politici?
Beeldspraak, daar maken de meeste politici gebruik van. Ze zeggen bijvoorbeeld ‘Europa is als een fiets. Als ‘ie stilstaat, dan valt ‘ie om.’ Maar deze beeldspraak is verkeerd. Als ik stilsta met mijn fiets, dan zet ik mijn been op de grond en kijk ik eens rustig om mij heen. Toch bepaalt die stilstand-metafoor voor een deel de discussie over Europa. Dit voorbeeld is kenmerkend voor de huidige politicus. Die zit opgesloten in beeldspraak, opgesloten in betekenisloze taal en clichébeelden. De socialist spreekt van solidariteit, de liberaal van sociale-rechtvaardigheid en de christendemocraat van gemeenschapszin. Iedereen zit gevangen in zijn eigen beeldspraak.
Is beeldspraak dan een symptoom van onnadenkendheid?
Precies. We moeten een voorbeeld nemen aan de klassieke rhetorica. De belangrijkste les is al tweeënhalf millennium: ‘rem tene, verba sequentur’. Ofwel: ken uw onderwerp en de woorden zullen volgen. Weet wat je wilt zeggen, en zeg dat begrijpelijk en onverbloemd.
— — —
Frits Bolkestein, geboren in Amsterdam op 4 april 1933, werkte van 1960 tot 1976 bij Shell en verbleef veel in het buitenland. In 1978 werd hij lid van de Tweede Kamerfractie van de VVD. In het kabinet Lubbers I (1982-1986) was Bolkestein staatssecretaris van Buitenlandse Handel en in 1988 werd hij minister van Defensie in het kabinet Lubbers II (1986-1989). Het bekendst is hij geworden als fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, een functie die hij van 1990 tot 1998 vervulde.
Bolkestein staan bekend om zijn omstreden maar duidelijke uitspraken. Zo was zijn beroemdste uitspraak van ontluisterende eenvoud. Tijdens de Algemene Beschouwingen in 1992 maakt Bolkestein zich druk over de tamme discussies over de Europese Unie. Hij vindt dat zijn collega’s zich als makke schapen gedroegen: “Mijnheer de voorzitter! Een van uw voorgangers als voorzitter van deze Kamer heeft een boek geschreven: ‘De Tweede Kamer, lam of leeuw? Als ik luister naar de heren Brinkman, Van Mierlo en Wöltgens, hoor ik mèhhh..!” De hilariteit is groot, maar zelfs Van Mierlo moet toegeven dat Bolkestein het geblaat zeer levensecht nadoet (deze anekdote staat beschreven in ‘Binnenhofbargoens’ van Emile Bode en Menzo Willems, BZZZTôH 1998).